1.  

    

   1. multiculturele diagnostiek

    

de culturele of talige achtergrond van de persoon die getest wordt, komt niet overeen met de cultuur of de taal van de test

1. interculturele diagnostiek

wanneer het gaat om kinderen en nakomelingen van immigranten, vluchtelingen en expats, of kinderen uit groepen in de Nederlandse samenleving die niet algemeen gangbare opvattingen en leefwijzen hebben en vertegenwoordigen

1. Vertekening (bias)

iedere onbedoelde, systematische invloed op testscores ofwel de bronnen voor een gebrek aan vergelijkbaarheid tussen testscores

1. Equivalentie

de vergelijkbaarheid van de testscores over culturele groepen

1. Fluid intelligence

intelligentie die vrijwel niet onderhevig is aan scholing, cultuur en opvoeding. het is dus een aangeboren potentieel. het betreft het vermogen tot abstract redeneren, logisch redeneren en de mate van flexibiliteit in denken en het probleemoplossend vermogen in nieuwe situaties

1. Crystallized intelligence

Intelligentie die tot ontwikkeling komt door scholing, opvoeding en cultuur. Het betreft het vermogen verworven kennis, vaardigheden er ervaringen te gebruiken. deze vorm van intelligentie neemt in principe toe naarmate iemand ouders wordt en komt tot uiting in algemene kennis en woordenschat
is afhankelijk van fluid intelligence en daarmee een combinatie van aanleg en aangeleerde intelligentie

- voor het individu: om optimale ontwikkelingskansen te scheppen
- voor de maatschappij: om het maatschappelijke potentieel te kunnen benutten en om sociale uitsluiting te voorkomen

1. multiculturalisme(2)

- alle culturen zijn gelijk en moeten gelijk worden behandeld
- de culturele normen en waarden van de ene cultuur worden niet hoger ingeschat dan die van een andere cultuur

1. interculturalisme

verschillende culturen kunnen naast elkaar bestaan en beïnvloeden en verrijken elkaar wederzijds
- alle culturen moeten de regels van de democratie en de rechtstaat respecteren

3 mogelijke doelen voor een gestandaardiseerde gedragsobservatie zijn

1. bepalen in hoeverre het theoretisch begrip dat met de gebruikte test gemeten is, op de proefpersoon van toepassing is
2. een bepaalde vergelijking met andere proefpersonen mogelijk maken
3. een uitspraak doen over het te verwachten gedrag of gevoelens van de proefpersoon buiten de testsituatie

1. ITO

een hypothese toetsend proces, gericht op het trekken van een conclusie die een zo groot mogelijke mate van waarschijnlijkheid heeft en volledig controleerbaar is.