Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for celebrate
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/05/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik vier
Definition
I celebrate(indicative present)
Term
jij viert
Definition
you(singular) celebrate(indicative present)
Term
hij viert
Definition
he celebrates(indicative present)
Term
wij vieren
Definition
we celebrate(indicative present)
Term
jullie vieren
Definition
you(plural) celebrate(indicative present)
Term
zij vieren
Definition
they celebrate(indicative present)
Term
ik vierde
Definition
I celebrated(indicative past)
Term
jij vierde
Definition
you(singular) celebrated(indicative past)
Term
hij vierde
Definition
he celebrated(indicative past)
Term
wij vierden
Definition
we celebrated(indicative past)
Term
jullie vierden
Definition
you(plural) celebrated(indicative past)
Term
zij vierden
Definition
they celebrated(indicative past)
Term
ik heb gevierd
Definition
I have celebrated(indicative present perfect)
Term
jij hebt gevierd
Definition
you(singular) have celebrated(indicative present perfect)
Term
hij heeft gevierd
Definition
he has celebrated(indicative present perfect)
Term
wij hebben gevierd
Definition
we have celebrated(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gevierd
Definition
you(plural) have celebrated(indicative present perfect)
Term
zij hebben gevierd
Definition
they have celebrated(indicative present perfect)
Term
ik had gevierd
Definition
I had celebrated(indicative past perfect)
Term
jij had gevierd
Definition
you(singular) had celebrated(indicative past perfect)
Term
hij had gevierd
Definition
he had celebrated(indicative past perfect)
Term
wij hadden gevierd
Definition
we had celebrated(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gevierd
Definition
you(plural) had celebrated(indicative past perfect)
Term
zij hadden gevierd
Definition
they had celebrated(indicative past perfect)
Term
ik zal vieren
Definition
I will celebrate(indicative future)
Term
jij zult vieren
Definition
you(singular) will celebrate(indicative future)
Term
hij zal vieren
Definition
he will celebrate(indicative future)
Term
wij zullen vieren
Definition
we will celebrate(indicative future)
Term
jullie zullen vieren
Definition
you(plural) will celebrate(indicative future)
Term
zij zullen vieren
Definition
they will celebrate(indicative future)
Term
ik zou vieren
Definition
I would celebrate(conditional future)
Term
jij zou vieren
Definition
you(singular) would celebrate(conditional future)
Term
hij zou vieren
Definition
he would celebrate(conditional future)
Term
wij zouden vieren
Definition
we would celebrate(conditional future)
Term
jullie zouden vieren
Definition
you(plural) would celebrate(conditional future)
Term
zij zouden vieren
Definition
they would celebrate(conditional future)
Term
ik zal gevierd hebben
Definition
I will have celebrated(future perfect)
Term
jij zult gevierd hebben
Definition
you(singular) will have celebrated(future perfect)
Term
hij zal gevierd hebben
Definition
he will have celebrated(future perfect)
Term
wij zullen gevierd hebben
Definition
we will have celebrated(future perfect)
Term
jullie zullen gevierd hebben
Definition
you(plural) will have celebrated(future perfect)
Term
zij zullen gevierd hebben
Definition
they will have celebrated(future perfect)
Term
ik zou gevierd hebben
Definition
I would have celebrated(conditional future perfect)
Term
jij zou gevierd hebben
Definition
you(singular) would have celebrated(conditional future perfect)
Term
hij zou gevierd hebben
Definition
he would have celebrated(conditional future perfect)
Term
wij zouden gevierd hebben
Definition
we would have celebrated(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gevierd hebben
Definition
you(plural) would have celebrated(conditional future perfect)
Term
zij zouden gevierd hebben
Definition
they would have celebrated(conditional future perfect)
Term
vier
Definition
celebrate(imperative)
Supporting users have an ad free experience!