Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for sail
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/07/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik zeil
Definition
I sail(indicative present)
Term
jij zeilt
Definition
you(singular) sail(indicative present)
Term
hij zeilt
Definition
he sails(indicative present)
Term
wij zeilen
Definition
we sail(indicative present)
Term
jullie zeilen
Definition
you(plural) sail(indicative present)
Term
zij zeilen
Definition
they sail(indicative present)
Term
ik zeilde
Definition
I sailed(indicative past)
Term
jij zeilde
Definition
you(singular) sailed(indicative past)
Term
hij zeilde
Definition
he sailed(indicative past)
Term
wij zeilden
Definition
we sailed(indicative past)
Term
jullie zeilden
Definition
you(plural) sailed(indicative past)
Term
zij zeilden
Definition
they sailed(indicative past)
Term
ik heb gezeild
Definition
I have sailed(indicative present perfect)
Term
jij hebt gezeild
Definition
you(singular) have sailed(indicative present perfect)
Term
hij heeft gezeild
Definition
he has sailed(indicative present perfect)
Term
wij hebben gezeild
Definition
we have sailed(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gezeild
Definition
you(plural) have sailed(indicative present perfect)
Term
zij hebben gezeild
Definition
they have sailed(indicative present perfect)
Term
ik had gezeild
Definition
I had sailed(indicative past perfect)
Term
jij had gezeild
Definition
you(singular) had sailed(indicative past perfect)
Term
hij had gezeild
Definition
he had sailed(indicative past perfect)
Term
wij hadden gezeild
Definition
we had sailed(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gezeild
Definition
you(plural) had sailed(indicative past perfect)
Term
zij hadden gezeild
Definition
they had sailed(indicative past perfect)
Term
ik zal zeilen
Definition
I will sail(indicative future)
Term
jij zult zeilen
Definition
you(singular) will sail(indicative future)
Term
hij zal zeilen
Definition
he will sail(indicative future)
Term
wij zullen zeilen
Definition
we will sail(indicative future)
Term
jullie zullen zeilen
Definition
you(plural) will sail(indicative future)
Term
zij zullen zeilen
Definition
they will sail(indicative future)
Term
ik zou zeilen
Definition
I would sail(conditional future)
Term
jij zou zeilen
Definition
you(singular) would sail(conditional future)
Term
hij zou zeilen
Definition
he would sail(conditional future)
Term
wij zouden zeilen
Definition
we would sail(conditional future)
Term
jullie zouden zeilen
Definition
you(plural) would sail(conditional future)
Term
zij zouden zeilen
Definition
they would sail(conditional future)
Term
ik zal gezeild hebben
Definition
I will have sailed(future perfect)
Term
jij zult gezeild hebben
Definition
you(singular) will have sailed(future perfect)
Term
hij zal gezeild hebben
Definition
he will have sailed(future perfect)
Term
wij zullen gezeild hebben
Definition
we will have sailed(future perfect)
Term
jullie zullen gezeild hebben
Definition
you(plural) will have sailed(future perfect)
Term
zij zullen gezeild hebben
Definition
they will have sailed(future perfect)
Term
ik zou gezeild hebben
Definition
I would have sailed(conditional future perfect)
Term
jij zou gezeild hebben
Definition
you(singular) would have sailed(conditional future perfect)
Term
hij zou gezeild hebben
Definition
he would have sailed(conditional future perfect)
Term
wij zouden gezeild hebben
Definition
we would have sailed(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gezeild hebben
Definition
you(plural) would have sailed(conditional future perfect)
Term
zij zouden gezeild hebben
Definition
they would have sailed(conditional future perfect)
Term
zeil
Definition
sail(imperative)
Supporting users have an ad free experience!