Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for snow
in various tenses
57
Language - Dutch
12th Grade
09/26/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik sneeuw
Definition
I snow(indicative present)
Term
jij sneeuwt
Definition
you(singular) snow(indicative present)
Term
hij sneeuwt
Definition
he snows(indicative present)
Term
wij sneeuwen
Definition
we snow(indicative present)
Term
jullie sneeuwen
Definition
you(plural) snow(indicative present)
Term
zij sneeuwen
Definition
they snow(indicative present)
Term
ik sneeuwde
Definition
I snowed(indicative past)
Term
jij sneeuwde
Definition
you(singular) snowed(indicative past)
Term
hij sneeuwde
Definition
he snowed(indicative past)
Term
wij sneeuwden
Definition
we snowed(indicative past)
Term
jullie sneeuwden
Definition
you(plural) snowed(indicative past)
Term
zij sneeuwden
Definition
they snowed(indicative past)
Term
ik heb gesneeuwd
Definition
I have snowed(indicative present perfect)
Term
jij hebt gesneeuwd
Definition
you(singular) have snowed(indicative present perfect)
Term
hij heeft gesneeuwd
Definition
he has snowed(indicative present perfect)
Term
wij hebben gesneeuwd
Definition
we have snowed(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gesneeuwd
Definition
you(plural) have snowed(indicative present perfect)
Term
zij hebben gesneeuwd
Definition
they have snowed(indicative present perfect)
Term
ik had gesneeuwd
Definition
I had snowed(indicative past perfect)
Term
jij had gesneeuwd
Definition
you(singular) had snowed(indicative past perfect)
Term
hij had gesneeuwd
Definition
he had snowed(indicative past perfect)
Term
wij hadden gesneeuwd
Definition
we had snowed(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gesneeuwd
Definition
you(plural) had snowed(indicative past perfect)
Term
zij hadden gesneeuwd
Definition
they had snowed(indicative past perfect)
Term
ik zal sneeuwen
Definition
I will snow(indicative future)
Term
jij zult sneeuwen
Definition
you(singular) will snow(indicative future)
Term
hij zal sneeuwen
Definition
he will snow(indicative future)
Term
wij zullen sneeuwen
Definition
we will snow(indicative future)
Term
jullie zullen sneeuwen
Definition
you(plural) will snow(indicative future)
Term
zij zullen sneeuwen
Definition
they will snow(indicative future)
Term
ik zou sneeuwen
Definition
I would snow(conditional future)
Term
jij zou sneeuwen
Definition
you(singular) would snow(conditional future)
Term
hij zou sneeuwen
Definition
he would snow(conditional future)
Term
wij zouden sneeuwen
Definition
we would snow(conditional future)
Term
jullie zouden sneeuwen
Definition
you(plural) would snow(conditional future)
Term
zij zouden sneeuwen
Definition
they would snow(conditional future)
Term
ik zal gesneeuwd hebben
Definition
I will have snowed(future perfect)
Term
jij zult gesneeuwd hebben
Definition
you(singular) will have snowed(future perfect)
Term
hij zal gesneeuwd hebben
Definition
he will have snowed(future perfect)
Term
wij zullen gesneeuwd hebben
Definition
we will have snowed(future perfect)
Term
jullie zullen gesneeuwd hebben
Definition
you(plural) will have snowed(future perfect)
Term
zij zullen gesneeuwd hebben
Definition
they will have snowed(future perfect)
Term
ik zou gesneeuwd hebben
Definition
I would have snowed(conditional future perfect)
Term
jij zou gesneeuwd hebben
Definition
you(singular) would have snowed(conditional future perfect)
Term
hij zou gesneeuwd hebben
Definition
he would have snowed(conditional future perfect)
Term
wij zouden gesneeuwd hebben
Definition
we would have snowed(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gesneeuwd hebben
Definition
you(plural) would have snowed(conditional future perfect)
Term
zij zouden gesneeuwd hebben
Definition
they would have snowed(conditional future perfect)
Term
sneeuw
Definition
snow(imperative)
Term
het sneeuwt
Definition
it snows(indicative present)
Term
het sneeuwde
Definition
it snowed(indicative past)
Term
het heeft gesneeuwd
Definition
it has snowed(indicative present perfect)
Term
het had gesneeuwd
Definition
it had snowed(indicative past perfect)
Term
het zal sneeuwen
Definition
it will snow(indicative future)
Term
het zou sneeuwen
Definition
it would snow(conditional future)
Term
het zal gesneeuwd hebben
Definition
it will snow(indicative future)
Term
het zou gesneeuwd hebben
Definition
it would have snowed(conditional future perfect)
Supporting users have an ad free experience!