Shared Flashcard Set

Details

Dutch verb for study
in various tenses
49
Language - Dutch
12th Grade
08/20/2008

Additional Language - Dutch Flashcards

 


 

Cards

Term
ik studeer
Definition
I study(indicative present)
Term
jij studeert
Definition
you(singular) study(indicative present)
Term
hij studeert
Definition
he studies(indicative present)
Term
wij studeren
Definition
we study(indicative present)
Term
jullie studeren
Definition
you(plural) study(indicative present)
Term
zij studeren
Definition
they study(indicative present)
Term
ik studeerde
Definition
I studied(indicative past)
Term
jij studeerde
Definition
you(singular) studied(indicative past)
Term
hij studeerde
Definition
he studied(indicative past)
Term
wij studeerden
Definition
we studied(indicative past)
Term
jullie studeerden
Definition
you(plural) studied(indicative past)
Term
zij studeerden
Definition
they studied(indicative past)
Term
ik heb gestudeerd
Definition
I have studied(indicative present perfect)
Term
jij hebt gestudeerd
Definition
you(singular) have studied(indicative present perfect)
Term
hij heeft gestudeerd
Definition
he has studied(indicative present perfect)
Term
wij hebben gestudeerd
Definition
we have studied(indicative present perfect)
Term
jullie hebben gestudeerd
Definition
you(plural) have studied(indicative present perfect)
Term
zij hebben gestudeerd
Definition
they have studied(indicative present perfect)
Term
ik had gestudeerd
Definition
I had studied(indicative past perfect)
Term
jij had gestudeerd
Definition
you(singular) had studied(indicative past perfect)
Term
hij had gestudeerd
Definition
he had studied(indicative past perfect)
Term
wij hadden gestudeerd
Definition
we had studied(indicative past perfect)
Term
jullie hadden gestudeerd
Definition
you(plural) had studied(indicative past perfect)
Term
zij hadden gestudeerd
Definition
they had studied(indicative past perfect)
Term
ik zal studeren
Definition
I will study(indicative future)
Term
jij zult studeren
Definition
you(singular) will study(indicative future)
Term
hij zal studeren
Definition
he will study(indicative future)
Term
wij zullen studeren
Definition
we will study(indicative future)
Term
jullie zullen studeren
Definition
you(plural) will study(indicative future)
Term
zij zullen studeren
Definition
they will study(indicative future)
Term
ik zou studeren
Definition
I would study(conditional future)
Term
jij zou studeren
Definition
you(singular) would study(conditional future)
Term
hij zou studeren
Definition
he would study(conditional future)
Term
wij zouden studeren
Definition
we would study(conditional future)
Term
jullie zouden studeren
Definition
you(plural) would study(conditional future)
Term
zij zouden studeren
Definition
they would study(conditional future)
Term
ik zal gestudeerd hebben
Definition
I will have studied(future perfect)
Term
jij zult gestudeerd hebben
Definition
you(singular) will have studied(future perfect)
Term
hij zal gestudeerd hebben
Definition
he will have studied(future perfect)
Term
wij zullen gestudeerd hebben
Definition
we will have studied(future perfect)
Term
jullie zullen gestudeerd hebben
Definition
you(plural) will have studied(future perfect)
Term
zij zullen gestudeerd hebben
Definition
they will have studied(future perfect)
Term
ik zou gestudeerd hebben
Definition
I would have studied(conditional future perfect)
Term
jij zou gestudeerd hebben
Definition
you(singular) would have studied(conditional future perfect)
Term
hij zou gestudeerd hebben
Definition
he would have studied(conditional future perfect)
Term
wij zouden gestudeerd hebben
Definition
we would have studied(conditional future perfect)
Term
jullie zouden gestudeerd hebben
Definition
you(plural) would have studied(conditional future perfect)
Term
zij zouden gestudeerd hebben
Definition
they would have studied(conditional future perfect)
Term
studeer
Definition
study(imperative)
Supporting users have an ad free experience!